Sinds januari 2016 woon ik in Ethiopië. In Debre Zeit, 30 kilometer onder Addis Ababa. Samen met mijn vrouw geef ik daar leiding aan Alfa Farm.
Het leven hier is onvergelijkbaar met Nederland. ‘Rauw’ is het woord dat het meest de lading dekt. In deze periode van het jaar staat het land in bloei, zijn de velden letterlijk wit om de teff te oogsten, bloeien de meest felgekleurde bloemen en is het klimaat zeer aangenaam. 25C overdag en ’s nachts net boven de 10. En droog, voor de komende acht maanden. Het weerbericht van elke week kan je zo copy-pasten naar de volgende week. Rauw dus – in termen van mooi. Puur en nog onontgonnen en onaangetast op veel plaatsen. Alsof de tijd 2000 jaar heeft stilgestaan.
Het leven hier is ook rauw op een schrijnende manier. Mensen die leven in krotten waar wij in Nederland niet eens onze huisdieren in zouden laten leven. Elke rit zie ik wel een paard op de weg staan die daar door zijn eigenaar is neergezet om te sterven. Je mag hier namelijk paarden die ‘op’ zijn, niet doden. Het is een weerzinwekkend gezicht.
Als je Debre Zeit vanuit triathlon-ogen bekijkt, is dit misschien wel de meest ideale locatie in Ethiopië om als triatleet te wonen. Over het klimaat heb ik het al gehad. De boerderij waar we wonen ligt op 1900 meter hoogte. Dezelfde hoogte als Font Romeu en Sankt Moritz. Lopen is hier prachtig. Red ash wegen zover je maar wilt. Vlak, of via trails waarvoor je in Nederland naar de Alpen zou moeten. Over diezelfde wegen kan je je op de mountainbike helemaal uitleven. In een gebied waarvan nog niets op Strava staat. KOMmetjes op elke rit;) En, als klap op de vuurpijl, is er in het dorp een olympisch bad. 50 Meter lang en 25 meter breed. Je kan er de hele dag terecht. Omdat de meeste mensen hier niet kunnen zwemmen, is het zelden druk. Regelmatig lig ik alleen (!) in het water. En in het Babogaya-meer kan je zwemmen in buitenwater. Het hele jaar door kan je daar zonder wetsuit zwemmen. Een rondje is drie kilometer en bij elke ademhaling heb je een schitterend uitzicht over de weelderige begroeiing langs de kant en op het Jerer-gebergte.
Omdat het land volop in ontwikkeling is, komen er steeds meer asfaltwegen. Daar kan je op terecht met een racefiets. Of een gravel-bike, die ik hier ook heb staan. Pas is er een nieuwe weg opengegaan. Met als eye catcher Mount Zuqalla, een berg die associaties oproept met de Mont Ventoux. In het relatief vlakke landschap rijst Zuqalla omhoog, tot net geen 3.000 meter. Bij helder weer kan je vijftig kilometer ver kijken, tot aan Addis Ababa toe. Het vervolg van deze blog gaat over deze weg. Gewoon, om te vertellen hoe mooi-ie is.
De weg langs Mount Zuqalla roept herinneringen op aan andere Mooie Wegen die ik in mijn leven heb gereden. (Een ontboezeming: soms, wanneer ik met mijn vrouw een film kijk, kan er zomaar een Mooie Weg in beeld verschijnen. Denk aan: een lange, zwarte strook asfalt die wazig is van door de warmte trillende lucht, links en rechts vlaktes met een paar kale, scheef gewaaide bomen en boven in beeld roodbruine bergen waar de weg omhoog buigt. Ik zeg dan: wat een Mooie Weg. Die zou ik weleens willen fietsen. Mijn vrouw kijkt me dan met een niet-begrijpende blik aan).
Nu hebben Mooie Wegen vaak de eigenschap om 1) zich in een ander continent of land te bevinden (Death Valley, Route 66) of 2) verboden voor fietsers te zijn of 3) te druk om lekker ontspannen te kunnen fietsen. Dat geldt dus niet voor de weg langs Mount Zuqalla, want deze ligt in mijn achtertuin. Officieel is hij nog niet open, maar over de volledige 55 kilometer ligt al asfalt.
Vers gelegd, glad asfalt, met een maagdelijk aanzien, want nog niet voorzien van strepen. Ik hoef de weg alleen maar te delen met wat herders die dankbaar van de weg gebruik maken om hun vee te verplaatsen, en af en toe een busje volgeladen met Ethiopiërs die hier illegale taxibezigheden ontplooien.
De weg is mooi, maar het mooist is Mount Zuqalla zelf. Wanneer de weg pal langs de berg loop, kijk ik naar opzij. Deze ochtend heeft de Schepper een witte wolk over de top gedrapeerd. Alsof de berg een kippa draagt. Deze berg associeert niet alleen met de Mont Ventoux, maar ook met de berg Sinaï, waar God zijn instructies via Mozes aan de mensheid heeft gegeven.
Fietsen over de Weg langs Mount Zuqalla haalt herinneringen naar boven. Aan de zomer van 1996, toen ik in Ohio een 150 kilometer reed. Met drie bochten: na 50 kilometer linksaf, na 75 kilomter een U-turn en na 100 kilometer weer rechtsaf. Langs eindeloze maisvelden, in veertig graden hitte. En af en toe de weeïge geur van een ontbindende ground hawk die door een auto was platgereden. Diezelfde geur ruik ik hier ook af en toe: in Ethiopië laat men dode dieren gewoon langs de kant van de weg liggen. De hyena’s ruimen ze ’s nachts op. Ook de rolling hills in Amish Country, datzelfde jaar, komen weer terug in beeld. Bergop haalde ik een huifkar in en werd, tot mijn verbazing, luidkeels aangemoedigd door een Amish broertje en zusje die achterin zaten.
Op de top van Mount Zuqalla schijnt een meertje te liggen. Geen idee hoe groot en hoe schoon, maar het brengt me op een idee voor een offroad-triathlon. Lopend de berg op, daar een paar rondjes zwemmen in het meer en vervolgens op de mountainbike weer naar beneden.